Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [31]viel Abraham op zijn aangezicht, en hij [32]lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een, [33]die honderd jaren oud is, [een kind] geboren worden; en zal Sara, [34]die negentig jaren oud is, baren? 31. Zie boven vs.3. 32. Te weten, niet uit twijfeling, gelijk Sara, onder hfdst.18 vs.12, maar uit verwondering en blijdschap, sterk in het geloof zijnde, en ten volle vertrouwende, dat God, hetgeen Hij beloofd had, kon en zou volbrengen. Zie Rom.4:19,20,21. 33. Hebr. een zoon van honderd jaar. 34. Hebr. een dochter van negentig jaar.